Hoofdbegaafdheid en motoriek.
Een hoogbegaafd kind is meer op zijn omgeving en cognitieve vaardigheden georiënteerd dan op het opdoen van lichamelijke (motorische) ervaringen en laat de informatie uit het eigen lichaam minder tot zich doordringen.
De meeste problemen vloeien voort uit het verschil tussen het verstandelijke vermogen, het emotionele en de motoriek. Het ver ontwikkelde verstand laat de motoriek achter lopen, hoogbegaafde leerlingen lopen vaak laat, fietsen laat, zijn soms “onhandig”, simpelweg omdat ze daar minder mee bezig zijn.
Door hun welbespraakte taalgebruik, grote woordenschat, vaak groot gevoel voor humor wordt vaak vergeten dat ze op emotioneel en motorisch gebied vaak nog echt kinderen van hun eigen leeftijd zijn en worden ze ouder geschat dan ze in werkelijkheid zijn.
Motorisch handelen wordt een vaardigheid door de bewegingen veel te herhalen, iets wat een hoogbegaafd kind minder zal doen omdat hij/zij dit zinloos vindt. Er kan dan op school een motorische onrust ontstaan, aangezien er te weinig informatie door het lichaam wordt waargenomen. Ook kan de onrust ontstaan door te weinig spierspanning, omdat het lichaam niet geoefend genoeg is.
Binnen de motoriek kan er bij deze kinderen ook nog een niveauverschil zitten tussen de grote en de fijne motoriek. Bij een bijvoorbeeld 7 jarige leerling kan er dus misschien een cognitief niveau zijn van b.v. 10 jaar, een fijn motorische ontwikkeling van een 7 jarige, een groot motorische ontwikkeling van 6 jaar en sociale ontwikkeling van 8 jaar. Het maakt deze kinderen zeer kwetsbaar en het is van belang om de mogelijkheden van deze leerlingen goed in kaart te brengen en het beleid (op cognitief, motorisch en sociaal gebied hierop aan te passen.)
Beperkend tot het motorisch gebied: d.m.v. wat extra aandacht en MRT kunnen de vaardigheden, het plezier in bewegen en het zelfvertrouwen gestimuleerd worden.